Tja, daar gaan we dan… het eerste hoofdstuk uit mijn erotische boek.
Wat wel belangrijk is te melden, is dat alle namen fictief zijn, ofwel dat deze personen in het echte leven niet bestaan.
Aangezien het verhaal uiteraard opgebouwd moet worden en het bloggen voor mij ook allemaal nieuw is, wil ik jou dit nu, lees onderstaande, voorleggen om zo de interactie op gang te brengen.
Hoe het eindigde - Hoofdstuk 1
Ik kon het nog steeds niet geloven. Daarom was ik naar Den Haag vertrokken om naar de condoleance gegaan. Ik wilde mezelf ervan te overtuigen dat Robert ècht dood was. Ik wilde zijn stoffelijke resten zien liggen in de kist.
In het uitvaartcentrum waren veel mensen. Zouden ze allemaal met dezelfde gedachte naar de condoleance zijn gekomen? Om te zien of hij wel echt dood is? Ik keek rond en herkende bijna niemand. Behalve een paar bemanningsleden van zijn jacht de Moonlight en wat personeel van z’n kantoor en z’n appartement in
Den Haag. Verder niet.
Zelfs Gea, zijn persoonlijke assistente was in geen velden of wegen te bekennen. Ik volgde de menigte en schudde een aantal handen. Opeens had ik de hand van een oude vrouw vast, die ik condoleerde. Ze was stijlvol in zwart gekleed en had een gedistingeerde uitstraling. Ze hield mijn hand even vast. Legde haar andere hand er ook overheen en keek me vragend aan. ‘Ik verstond uw naam niet zo goed. Waar kende u mijn zoon van, werkte u voor hem?’, vroeg de oude dame, die er met haar witte haren, gerimpelde dunne gezicht en lichaam broos uitzag. Zij bleek zijn moeder te zijn.
‘Mijn naam is Valerie Brugge, mevrouw. Het bedrijf waar ik voor werk heeft een aantal feesten voor uw zoon georganiseerd’, zei ik om er maar vanaf te zijn. ‘Aha, wat fijn dat u dan toch hebt willen komen mevrouw Brugge’, zei de oude vrouw.
Ik had met haar te doen. Wist zij van de louche praktijken van haar zoon? Wist zij wat voor een hufter hij werkelijk was? De man die van tijd tot tijd geen ziel in zijn ogen had? Zijn moeder probeerde haar emoties de baas te blijven, dat was duidelijk.
Ik liep verder met de menigte mee, naar een aparte ruimte. In die ruimte stond de kist, waarin Robert lag opgebaard. Het was een hoogglans mahonie kist met zware goudkleurige handgrepen en met satijnen bekleding. Twee mannen die voor mij liepen, wierpen een blik in de kist en fluisterden naar elkaar. Om de kist lagen diverse kransen en bloemstukken, velen daarvan met bedrukte linten.
Ik had ook een boeket moeten laten bezorgen met een lint. Daarop zou dan staan: ‘opgeruimd staat netjes’ of ‘Jij bent naar de haaien gegaan’. Dat paste beter bij hem als eigenaar van containerschepen. Maar nee, zelfs daar geld aan uitgeven voor Robert, gunde ik hem niet.
Toen de twee mannen verder liepen, kwam ik met enigszins knikkende knieën naar de kist. Ik keek voorzichtig in de kist en zag dat de verzorgers van de uitvaart hun uiterste best hadden gedaan om Robert toonbaar te maken. Robert zag er vreemd uit in zijn donkerblauwe pak, met een wit overhemd en een zijden stropdas.
Hij zag er sereen uit. Maar was alleen nog een omhulsel, Robert had het lichaam al verlaten.
Omdat het leven uit Robert was, leek het een zachtaardige man. Dat was maar schijn. Terwijl ik zo naar hem keek, merkte ik dat ik weer onrustig werd. Ik kreeg een koude rilling over mijn lichaam. Hoeveel mensen zouden blij zijn dat Robert dood is? Hoeveel mensen waren slachtoffer van zijn praktijken?
Ik had gezien waar ik voor was gekomen. Robert was echt dood en kon mij nooit meer aanraken. Ik kon weer gewoon Valerie zijn met een normaal leven. Een normaal leven, zonder de invloed van de grote zakenman en magnaat Robert Noorwoud.
In de gemeenschappelijke ruimte hing een vreemde sfeer. Wat mij het meeste opviel, was dat niemand echt geëmotioneerd was. Geen tranen, geen verdriet... helemaal niets. Misschien zou dat morgen gebeuren, tijdens de uitvaartdienst? Dan zijn mensen vaak emotioneler. Ik zou dat alleen niet zien, omdat ik absoluut niet van plan was om daar aanwezig te zijn.
Bij de uitgang stonden er mensen in de rij om het condoleanceregister te tekenen. In een opwelling was ik in de rij aangesloten, maar bedacht me een paar tellen later weer. Waarom stond ik in hemelsnaam in de rij... waarvoor... om in het register te schrijven dat ik blij was met zijn dood?
Na die realisatie stapte ik snel uit de rij. Ik liep, zonder naar de verbaasde blikken van de overige mensen die in de rij stonden te kijken, naar de garderobe. Daarna verliet het uitvaartcentrum en was blij dat ik weg kon uit die vreemde sfeer. Eenmaal buiten gaf ik een grote zucht van opluchting. Hij had zijn dood over zichzelf uitgeroepen en het was niet mijn fout.
Het was buiten niet echt koud. Ik liep bijna vrolijk naar de tramhalte, die mij naar het centraal station zou brengen. Op de terugweg zat ik in de coupé en keek uit het raam, terwijl de trein zijn reis richting Utrecht reed. Er was niet zoveel te zien omdat het al donker was. Behalve in de buurt van Bleiswijk, daar verlichte de tuinders hun kassen. Daardoor werd de lucht met een mystieke gouden waas gevuld.
Ineens reed de trein langzamer en kwam uiteindelijk tot stilstand. Door de luidspekers werd omgeroepen dat er vertraging was en ze nog niet exact wisten hoe lang we stil zouden staan. Het maakte mij niet uit dat er vertraging was. Ik had de bevestiging van mijn vrijheid. Met een glimlach van die steeds terugkerende bewustwording keek ik naar buiten en liet het gemopper van de medepassagiers aan mij voorbij gaan.
Er gingen veel gedachten door me heen. Ik blikte terug op een groot deel van mijn leven en hoe ik door mijn baan, uiteindelijk in contact was gekomen met Robert Noorwoud. Als ik destijds niet van de vader van mijn kinderen was gescheiden, was mijn leven natuurlijk totaal anders gelopen.
Alle dingen die ik daarna had meegemaakt, zou ik dan niet hebben beleefd. Zoals de mannen die ik ontmoet had, omdat ik mezelf de liefde niet wilde ontzeggen. Mijn herinneringen gingen van adonis Auke die een stuk jonger was, naar Jeroen die dacht zijn geheim voor hem te kunnen houden.
Maar Robert stak er met kop en schouders bovenuit. Nog nooit was ik een man tegengekomen met een dergelijk krachtige uiterlijk en aanwezigheid. Maar tegelijk had hij een verwrongen geest die uiteindelijk tot zijn eigen ondergang leidde. Mijn gedachten gingen terug naar het voorjaar van 2000. Naar Pascal, de vader van Fleur en Amelie. Het was alweer zeven jaar geleden dat de bom bij ons barstte.
Wordt vervolgd...