Ik bedoel geen lichamelijke pijn, maar de pijn van verlies. Ik ben inmiddels alweer 4 jaar afgekeurd, nadat ik, na de diagnose MS, nog 3 jaar geprobeerd heb te werken.
Vooral het laatste jaar was niet leuk, wel willen werken, maar merken dat het niet meer gaat.
De trage procedures doorlopen van arbodiensten, verzekeringsartsen en UWV-keuringen vergde heel veel energie. Als dan de echte afkeuring een feit is, is dat gek genoeg heel fijn. Als je niet meer kunt werken, is het fijn als dat niet meer hoeft.
Sociale context
Toch heb ik het werken nog heel lang gemist. Het contact met collega’s, de uitdagingen van het werk, de leuke projecten. Werken is meer dan alleen maar werken. Het is ook een sociale context, met, bij het bedrijf waar ik werkte, ook veel sociale activiteiten. Etentjes, kick-off’s, teambuilding uitjes, het was er allemaal. Het UWV doet daar niet aan.
Ik heb nog even geprobeerd contact te houden met oud-collega’s. Al gauw merkte ik dat het gat te groot was.
Zij spraken over nieuwe collega’s die ik niet ken, over projecten waar ik nog nooit van gehoord had. Ik vertelde over een nieuwe medicijnkuur waar ik mee zou beginnen, over fysiotherapie en hulpmiddelen die ik nodig had.
Onze leefwerelden hadden geen overlap meer, ik kon niet meer meepraten over de dagelijkse gang van zaken op het werk.
Mijn eigen ritme
Gedurende de jaren ontwikkelde ik mijn eigen ritme. Ging met lotgenoten op onze manier fitnessen en zwemmen, dat laatste met een groep 70+‘ers, maar dat mag de pret niet drukken. Met mijn scootmobiel scheur ik door het hele dorp en ik doe vrijwilligerswerk. Ik probeer met mijn energie te doen wat ik kan en soms doe ik meer dan ik kan en krijg daarvan altijd later de rekening gepresenteerd. De wereld draait door, de mijne ook, maar dan langzamer.
Ik kan daar meestal goed mee omgaan, tot vandaag. Ik kwam in het dorp een oud-collega tegen, zij lopend en ik op mijn scoot. Het leek wel of we ons in 2 verschillende werelden begaven. Vanmiddag zag ik op Facebook de berichten van een andere oud-collega. Zij meldde dat ze een leuk bedrijfsuitje hadden gehad naar Parijs. En dat dit uitje, zoals altijd, zo goed georganiseerd was. Ik was eerlijk gezegd best een beetje jaloers, was zo graag meegegaan. Niet vanwege Parijs, maar gewoon om op pad te zijn met collega’s.
Tranen
Toen ik vanmiddag in de tuin zat, kwamen de tranen. Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik ook deel uitmaakte van die wereld. Op reis ging, met collega’s ging eten, aan mooie projecten werkte. Diep in mijn hart wil ik daar nog bijhoren, maar mijn lijf kan dat niet meer en dat voelt soms gewoon zwaar klote.
Natuurlijk, ik kan ’s middags lekker met mijn hondje wandelen, een klein rondje. Ik heb geen last meer van lastige managers, van deadlines en van files (alleen van te laat komende regiotaxi’s). Ik heb nu de tijd zodat ik mee kan doen met een leesgroep met bijzondere, gepensioneerde vrouwen. Ik koester dat, want ik kan nog lezen. Ik heb een fantastische man, boeiende kinderen en lieve familie en vrienden.
Maar 2x op 1 dag geconfronteerd worden met mijn oude, werkende leven, dat was even teveel. Dat doet pijn, meer pijn dan ik had verwacht. De tranen kwamen dan ook onverwacht, maar het waren wel echte tranen.
Regenboog
Morgen heb ik weer mijn maandelijkse medicijnkuur in het ziekenhuis. Ik ben dan samen met drie andere MS patiënten. Waar ik vandaag met beide benen op de grond werd gezet door de terugblik aan wat was, word ik morgen nogmaals met beide benen op de grond gezet. Van ons clubje van vier ben ik de enige die nog kan lopen. De andere 3 hebben al zoveel meer beperkingen door de MS, dat ze al rolstoelgebonden zijn.
Deze dag in het ziekenhuis rekent keihard af met het kleine beetje zelfmedelijden dat ik heel af en toe nog wel heb. Ik kan nog lopen, niet ver, maar ik kan het nog. Ik kan mijn eigen schoenen aantrekken, ik kan mezelf nog aan- en uitkleden, ik kan nog lezen en schrijven, ik kan nog zoveel wél.
En dat maakt me altijd weer heel dankbaar. Alsof ik door een zonnestraaltje, door mijn tranen heen,
de regenboog zie.