Portugal (deel 3 van vijfluik)

We stappen in de rode jeep en gaan naar het huis van Otto in Moncarapacho. De achterkant is open. Om bij zijn huis te komen rijden we door de bergen, de weg is zo hobbelig, dat ik bijna uit de jeep word gesmeten.

Met handen en voeten houd ik mij aan de stangen vast. Mijn spiegeljurk waait alle kanten op, in de achteruitkijkspiegel van de jeep zie ik dat mijn haar één kant op staat. Dane ligt als een spin over de koffers. We lachen naar elkaar.

 

Joja de Luz

We komen aan bij een groot erf. In het midden staat een pracht van een huis. Het huis heet Joja de Luz,
wat juweel van het licht betekend. Het huis is spierwit, de omlijstingen van de deuren en de ramen zijn kobaltblauw. Aan de achterkant van het huis ligt een schitterend terras met geplaveide kleine crèmekleurige stenen. De plantenbakken zijn leeg.

In de verte kun je de oceaan zien. We zetten onze bagage op de grond. Otto laat zijn huis van binnen zien.
De woonkeuken, een enorme badkamer met ligbad, de slaapkamer van Raoultje, de slaapkamer van Otto en de babykamer. In de woonkamer staan twee oranje leren stoeltjes.

´Dat waren de stoelen van Coby,´ zegt Otto, terwijl Raoul erin probeert te klimmen. Het huis voelt verdrietig en ruikt nieuw. De ramen ontbreken. ´Ik vind het echt heel vervelend voor je wat er gebeurd is, zeg ik aangeslagen.´ ´Het is zwaar kut!, zegt Otto. Ik was nét klaar met de babykamer.´

Ik kan me een beetje inleven qua verdriet, de vader van Dane is net twee jaar geleden overleden. ´Wát een groot huis man', roept Dane. 'Zo'n huis zou ik ook wel willen!´ Hij wijst mij onze caravan en laat die van hem zien.

Ratten en slangen

Onze caravan is een oudje, maar doet zijn dienst. Compleet ingericht, aan niets ontbreekt het. Het is de caravan van de moeder van Otto. Wij kunnen erin zolang als we blijven. We staan achteraf. De bomen die naast de plek staan geven een gevoel van privacy. Dane vindt het geweldig! ´Doet de tv het?,´ vraagt Dane. ´Probeer maar, antwoord ik en geef hem de afstandsbediening. Alles doet het. Otto zegt lachend dat er ratten op het land lopen en dat ik moet oppassen voor de slangen. We besluiten een week aan elkaar te wennen alvorens ik op Raoultje ga passen.

Bij Dane op de bank

Het duurt even voordat ik mijn draai heb gevonden in de caravan. We  staan een behoorlijk eind van de caravan van Otto af. Het kost me moeite om in slaap te vallen. Van elk geluidje zit ik rechtop in bed en ik schrik me te pletter als ik een gekko recht in zijn ogen kijk. Hij hangt aan het plafond, precies boven mijn bed. Gekko´s hebben zuignappen aan hun pootjes. Van ellende ga ik een paar nachten bij Dane op de bank slapen.

Het graf van Coby

Op mijn verzoek bezoeken we het graf van Coby. Ze is begraven in Moncarapacho. Het Cemitério. Dane loopt over de begraafplaats en kijkt door de ramen van de stenen huisjes. Als een soort etalage staan de foto's van de overleden persoon. Bij elk prieeltje staat een vaas met plastic rozen en opgebrande waxinelichtjes.

Achter deze voorstellingen staat de ingemetselde kist. Otto en ik gaan bij het graf van Coby zitten. Ze is met haar kist in de grond begraven, een familiegraf. Dane probeert Portugees te lezen van de grafstenen, Raoultje zit bij Otto op schoot.

´Hoe kwam je hier terecht?,' vraag ik zachtjes. Op begraafplaatsen praat ik altijd zachtjes. Waarom weet ik niet, want er is niemand die ik overlast zou kunnen bezorgen... Ik denk uit respect voor de bezoekers van de graven.

Zo bouwde Otto een leven op in de Algarve

Otto begint. ´Ik werkte op de ambulance en wist dat ik dit de rest van mijn leven zou kunnen doen. Ik had een vriendinnetje hier en een meisje daar, desondanks bleef ik de uitdaging van het leven missen en ik was het bekrompen leven zat in Holland.´ Hij pakt zijn pakje shag en rolt een shaggie. ´Jij ook?,´vraagt hij. Ik neem het pakje aan en rol.

´Ik heb wat geld bij elkaar gespaard en een oude caravan gekocht,´gaat Otto verder met zijn verhaal. Niet die waar we in wonen, maar een ander oud krot. Terwijl hij praat, schuift hij met zijn hand de opgewaaide takjes van het graf van Coby weg. 

´Al snel vond ik een rijke stinkerd (een Duitser) waar ik mijn caravan voor een prikkie op zijn land kon zetten.
Ik werkte in tuinen, maakte zwembaden schoon en deed hier en daar een klusje om mijn gespaarde centen te bewaken. Soms had ik een Portugees vriendinnetje, wat nooit lang stand hield. Zo bouwde ik langzaam een leven op in de Algarve.´

´Woonde Coby ook in Portugal?,´ vroeg ik. ´Nee, Coby kwam op vakantie in Portugal met een vriend van mij.
Ik viel als een blok voor haar.´ Hij glimlacht zuinigjes en kust Raoul op zijn hoofd. ´Een pracht van een vrouw. Superslank, lange benen met een bos goudblonde krullen. Precies waar ik van hou.

Ze was iets ouder. Ik dacht shit! Dat is de vrouw van mijn kinderen, maar ja... ze ging weer terug naar Nederland. Op een slinkse wijze ben ik achter haar adres gekomen en heb haar een brief gestuurd. Toen ik een brief terugkreeg wist ik: Kip ik heb je! Langzaamaan ontstond er een briefwisseling, die uitmondde in een over en weer bezoek. Uiteindelijk verliet Coby Nederland en koos voor mij.´

Kunstgebit

Er staat nog geen grafsteen op het graf. Door de gekleurde glaasjes waar waxinekaarsjes instaan en stenen in bijzondere vormen, maken dat het graf er mooi en geliefd uitziet. Ik speel wat met mijn voet in het zand en zie een half kunstgebit uit de grond steken. Ik stoot Otto aan.

´Is dat normaal in Portugal, dat de kunstgebitten uit de grond komen?´ Otto ziet het kunstgebit, kijkt mij aan en we gieren het uit. ´Dat komt door de regen die in de winter kan neerstorten, de lijken drijven bijna naar boven...´ Ik roep Dane en laat hem het gebit zien. ´Ehhh, gatverdamme,´ zegt hij, terwijl zijn gezicht zuur staat.

We lopen nog wat over de begraafplaats en drinken daarna een galaó (koffie verkeerd) in het dorpje. We nemen er een licor beiráo naast, een kruidig likeurtje, hét drankje van Portugal. We proosten.

Wordt vervolgd...

FemNa40