'Schattie, wil je voor de laatste keer met me toeren door Haren'? Mijn vader van 84 richt zich met grote moeite op uit het ziekenhuisbed in zijn woonkamer.
Hij oogt broos en kwetsbaar. Mijn vader, voor wie geen zee te hoog was, die altijd blaakte van gezondheid en met zijn rollende lach menigeen liet schateren, heeft nu zijn horizon in het vizier.
Hij is ernstig ziek en heeft besloten dat de zon wat hem betreft onder kan gaan. In zijn flets blauwe ogen zie ik nog steeds de poppetjes dansen, zijn stevige handen zijn de handen die mij vasthielden toen ik in de jaren 60 mijn eerste onzekere schaatsstreken deed op het Boeremapark.
Het zijn dezelfde handen die, veilig geplaatst vlak naast mijn kleine knuistjes, de grasroller voortduwden als we samen de voortuin gingen maaien aan de Berkenlaan. Maar ook de handen die mij als tiener over de plavuizenvloer in onze achterkamer leidden nadat ik tijdens de dansles bij Gretel Verbruggen weer nieuwe variaties had geleerd.
Ik zie ons nog samen rakelings zwieren langs de eettafel terwijl mijn moeder de muziek bediende en schietgebedjes deed in de hoop dat haar kostbare serviesgoed de dans overleefde. Ach, en wat te denken van de handen die mij de paalsteek en de mastworp bijbrachten toen ik mijn eerste zeilboot kreeg en ik elke dag en bij elke wind samen met mijn vader het Paterswoldsemeer op ging om alle kneepjes van de zeilsport te leren.
'Ja pap, dat gaan we doen, zeg maar wanneer je wilt.'
Daar gaan we dan!
De week erop kleed ik hem warm aan. Zijn benige gestalte kan wel twee keer in het suède jasje, zijn aangepaste schoenen ogen lomp, maar zijn ogen stralen, in een gezicht dat elke dag aan sereniteit wint en zijn haar zit in de plooi.
Nadat ik voorzichtig een sjaal om zijn bleke hals heb gewonden, zijn stok achterin de auto heb gegooid en zijn gordel heb vastgegespt, koersen we goedgemutst naar Haren, het dorp waar hij zoveel voetstappen heeft liggen, waar hij een gezin stichtte, zijn dochters hun eerste vriendjes kregen, maar tevens het dorp waarvan hij afscheid nam toen hij uiteindelijk in de jaren 80 zijn gezin verliet.
Als we via de Nieuwlandsweg de Berkenlaan inrijden, vraagt ie of ik even wil stoppen bij nummer 39.
Diep weggedoken achter zijn sjaal, in zijn veel te grote suède jack kijkt ie vol weemoed naar het gele huis dat hij ooit met mijn moeder heeft laten bouwen.
'Weet je nog Annet, dat we samen in het gras rolden in de voortuin, mijn handen dicht bij die van jou,
jouw hoofdje tussen mijn armen'? 'Ja pap, ik weet het nog,' zeg ik zacht en ik maak met een tissue zijn mond droog en veeg een weerbarstige lok van zijn voorhoofd.
De papegaai bij Van Es, de torenschuimpjes bij Slijterij Bakker in de Kerkstraat, onze gezellige koffie-uurtjes bij Bertram, de dropjes bij Aiking, elke herinnering wordt onder de loep genomen. Het was een bijzondere middag.
Een week later is mijn vader overleden.
Foto Om privacy redenen is er een andere foto gebruikt.