De meeste relaties met onze volwassen kinderen zouden aanzienlijk verbeteren als wij ons bewuster zouden zijn van wat we tijdens hun jeugd achteloos in hun rugzakjes deponeren.
Ik denk aan de keer dat we ’s morgens om 5 uur bibberend klaarstonden om vanaf ons winter-sportadres naar huis te rijden.
Het vroor dat het kraakte. Mijn man Rolf gooide nog even de vuilniszak in de grote container en klapte er meteen de autosleutels achteraan, gevolgd door een hartgrondige vloek.
In en uit de container
Ik kan er niet in, zei Rolf meteen, dan zak ik in die berg afval en kom ik er nooit meer uit. Nee, dat moeten we niet willen, beaamde ik. Dan kan ik er dus ook niet in, bedacht ik, ineens blij met mijn gewicht. En ik ook niet,
hoorde ik mijn dochter denken.
Mijn mans ogen bleven op Ruben van vijf rusten. Kom jij maar eens bij pappa. Nee. Ja wel. Nee, ik ben veel te klein! Ja, maar je weegt niks, dus als ik jou bij je benen pak en boven de container hang, dan kun jij die sleutels er wel even uitvissen.
Lieverd, we moeten die sleutels hebben, anders kunnen we niet naar huis toch, probeerde ik hem over te halen. Voor Ruben het goed en wel in de gaten had bengelde hij op zijn kop boven de container. We hoorden een langgerekte brul: laat me los! Schiet op, ik hou je bijna niet en dan lig je straks ook bij die sleutels,
mopperde paps, kijk of je ze ziet en dan meteen pakken! Maar er liggen heel veel zakken hier en ik zie niks! Haal me omhoog!
Merel en ik stonden erbij te kijken met een mengeling van afschuw en opkomende schaterlach. Oh wat erg, we mogen nu vooral niet lachen, this is serious shit en zielig voor Ruben. Maar we proestten het uit,
konden nauwelijks stoppen bij het gadeslaan van een krijsende Ruben aan de handen van zijn vader, die hem steeds even omhoog haalde om te checken of er al iets gevonden was.
Na twee keer had hij beet en werd Ruben uit zijn benarde positie verlost onder de legendarische woorden: Sjongus hé, ik ben toch geen zwerver! De hele weg terug hebben we enorm gelachen en merkten eigenlijk amper dat Ruben het helemaal niet zo grappig vond allemaal. We hadden de sleutels en daar ging het om.
Oud zeer
Er was bij mij toentertijd geen spoortje empathie te bespeuren over de impact die het op Ruben kon hebben gehad. Over de mogelijke schaamte van het uitgelachen worden, over de doorstane angst om ratten in de container te zien of over het onderworpen zijn aan de wil van zijn vader. (Natuurlijk kreeg hij wel wat lekkers voor zijn ‘onverschrokken’ gedrag.)
Vele jaren later kwam Ruben op onder andere dit voorval terug. Hij vertelde dat hij zich, ondanks de grote liefde tussen ons, niet altijd gesteund voelde door mij. Ik schrok, had nooit de bedoeling gehad hem pijn te doen en voelde me als moeder meteen aangevallen. Maar allengs begreep ik dat het niet om mij ging, het ging hier om oud zeer dat verdwijnt als ik met aandacht naar hem luister.
Elk mens loopt deuken op in zijn jeugd die - meestal onbewust - later een relationele rol blijven spelen. Wil jij je relatie met de kinderen verbeteren? Ga dan het gesprek over die deuken aan. Neem geen genoegen met dat ze het jou ‘inmiddels wel vergeven hebben’.
Voer geen verzachtende omstandigheden aan, voel je niet beledigd, laat ze vrijuit praten. Breng oprecht je spijt over dat zij zich door jouw gedrag zo gevoeld hebben.
Mijn kleine-meisjesdroom is de beste poppenmoeder te zijn die er is. Om grote-mensenmoeder te zijn is vooral moed nodig: om toe te geven en om sorry te zeggen. Met vreugde ga ik het gesprek aan met mijn kids, want voor mij is een open, betrouwbare en liefdevolle relatie met deze wonderen van levensbelang.
Geschreven door: Marion Bakker