Toen ik 5 jaar geleden de diagnose MS kreeg, zag ik mijzelf, in paniek, al in een rolstoel op een drassig voetbalveld naar mijn zoon’s prestaties kijken.
Voetbal
Nu, 5 jaar later, is het niet mijn zoon die op voetbal zit, maar mijn dochter. Zoonlief (inmiddels 12) is al weer 3 sporten verder en kan nu zelf naar zijn 4e sportpoging.
Dochterlief heeft het voetbalstokje dus overgenomen en in plaats van in een rolstoel kijk ik zitten op mijn rollator naar haar prestaties. Dochterlief vind het ook wel handig, want in het rollatormandje passen de koekjes en het drinken, en voor haar trainingsjack is ook nog plaats.
Andere toeschouwers kijken in 1e instanatie vaak verbaasd. ‘Goh, wat aardig van u dat u de rollator voor uw vader vast meeneemt’, ‘heeft u zelf een voetbal blessure opgelopen’, ‘maar u bent nog zo jong’. Dat laatste is wel leuk om te horen, want in de ogen van mijn kinderen – beginnende pubers- ben ik bejaard.
Ik ben inmiddels al helemaal over mijn rollator gêne heen. Het is gewoon een handig ding en laat de mensen maar kijken.